- Inleiding
- Gevaarlijke stoffen houthandel
- Wat zegt de wet?
Inleiding
Ruim 1 miljoen werknemers in Nederland heeft te maken met gevaarlijke stoffen op het werk. Werken met gevaarlijke stoffen kan leiden tot ernstige ziekten zoals astma, andere longziekten en kanker. Contact vindt plaats door de huid, door inademing via neus of mond of door inname door de mond via bijvoorbeeld voedsel of vuile handen.
Naar schatting sterven in Nederland jaarlijks 3.000 mensen als gevolg van stoffen blootstelling. Verreweg de meest voorkomende oorzaak is kanker, met 2.100 sterfgevallen.
Het kan jaren duren voordat ziekteverschijnselen optreden. Van alle sterfgevallen in Nederland is de verdeling:
- 20% werkenden
- 80 % gepensioneerd.
(bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).
Stoffen in houtondernemingen die luchtwegaandoeningen veroorzaken zijn:
- dieselrook
- houtstof (vooral bij schuren schaven en zagen)
- isocyanaten (bijvoorbeeld in lijm en verf)
- lasrook (technische dienst medewerkers)
Verder is contact mogelijk met stoffen van biologische aard of met micro-organismen (denk aan legionella bij het vochtig houden van hout, of (gram negatieve) bacteriën in hout).
Aan houtstof is een aparte arbo toolkit pagina gewijd.
Globaal kunnen gevaarlijke stoffen in de houtondernemingen verdeeld worden in:
- Stoffen die vrijkomen tijdens de productie, logistiek en reparatie zoals houtstof, diesel motoren uitlaatgassen (DME) of lasrook.
- Verpakte producten zoals verf, houtverduurzamingsmiddelen, reinigings- en schoonmaakmiddelen.
Eigenschappen van veel voorkomende gevaarlijke stoffen in de houthandel
Uitlaatgassen:
Bij voertuigen en heftrucks kan een onderscheid gemaakt worden in voertuigen met een verbrandingsmotor (diesel, benzine of LPG) en elektrisch aangedreven voertuigen. Diesel Motor Emissies (de uitstoot van dieselmotoren), ofwel DME, bevatten kankerverwekkende stoffen waaronder Polycyclisch Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s). Om die reden staat DME in de lijst van kankerverwekkende stoffen en processen.
In Nederland hanteert de overheid en de Inspectiedienst SZW sinds 1 juli 2020 een wettelijke grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan DME van 10 microgram/m3 als respirabel koolstof Tijd Gewogen Gemiddelde per 8 uur.
Een wettelijke grenswaarde houdt in dat blootstelling aan een hogere concentratie niet is toegestaan.
Bij gebruik van voertuigen met LPG ontstaan ook uitlaatgassen, die onder andere stikstofoxiden en aldehyden kunnen bevatten. Uitlaatgassen van LPG zijn gezondheidsschadelijk in een gesloten omgeving. Met name voor intern transport in besloten ruimten, zoals een bedrijfshal, hebben elektrisch aangedreven voertuigen dan ook de voorkeur.
Heftrucks met een laadvermogen van 4 ton of minder, in een dieseluitvoering, zijn in binnen situaties verboden. Heftrucks met een laadvermogen van 4 tot 8 ton moeten, indien zij ouder zijn dan 5 jaar ook vervangen worden 1).
Dieseluitlaatgassen kunnen ook vrij komen bij het binnen rijden van vrachtwagens en busjes in een bedrijfshal ten behoeve van laad- en loswerkzaamheden. Voor voertuigen zijn aanvullende maatregelen nodig om de emissie aan dieseluitlaatgassen te beperken (zie oplossingen)
1) Bron: de NL Arbeidsinspectie Werkinstructie Blootstelling Dieselmotorenemissies. Deze wordt op dit moment (dec 24) herzien. Het is mogelijk dat er een nieuwe werkinstructie wordt gepubliceerd. Raadpleeg regelmatig de Website van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Relevante wetgeving: Arbobesluit artikel 4.16 t/m 4.18 en 7.17c7 en Arboregeling artikel 4.20c.
Houtverduurzamingsmiddelen:
Houtverduurzamingsmiddelen zijn bestrijdingsmiddelen. Deze mogen alleen worden gebruikt met toestemming van de overheid (te herkennen aan een toelatingsnummer, gevolgd door een N, op de verpakking). De belangrijkste methoden voor houtverduurzaming zijn creosoteren en wolmaniseren. Dit gebeurt tegenwoordig in gesloten installaties. Traditioneel dompelen wordt slechts nog beperkt toegepast. Een aantal houtverduurzamingsmiddelen is giftig, sommige middelen zijn reprotoxisch (gevaarlijk voor de voortplanting). Verder kunnen ze allergische reacties veroorzaken en irritatie van de huid, ogen en slijmvliezen.
Verven/lijmen:
Verven en lijmen kunnen zogeheten Vluchtige Organische Stoffen (VOS), oftewel oplosmiddelen bevatten. VOS zitten het meest in lakken die niet op waterbasis zijn gemaakt. Oplosmiddelen verdampen gemakkelijk, al bij lage (kamer)temperatuur. Voorbeelden van oplosmiddelen die voorkomen in schoonmaakmiddelen en verfproducten zijn tolueen, xyleen, terpentine, hexaan, thinner, peut, wasbenzine en alcohol. Blootstelling aan oplosmiddelen kan eczeem, hoofdpijn, duizeligheid, vergeetachtigheid tot zelfs persoonlijkheidsverandering tot gevolg hebben. Deze aantasting van het centrale zenuwstelsel wordt OPS (organo psycho syndroom) genoemd.
Binnen de houthandel worden soms lijmen, verven, lakken en schoonmaakmiddelen gebruikt die oplosmiddelen bevatten (overigens in steeds mindere mate). Het is bij het aanschaffen van producten verstandig om het veiligheidsinformatieblad te controleren op de aanwezigheid van oplosmiddelen in het product. Staat het gehalte aan oplosmiddelen niet in het veiligheidsinformatieblad vermeld, dan kan dit bij de leverancier worden opgevraagd.
Legionella:
Legionella is een bacterie die zich in lage concentraties in water kan bevinden. In houtondernemingen wordt water soms verneveld om de luchtvochtigheid op peil te houden. Vooral in stilstaand water en bij temperaturen tussen 20 en 55 graden Celsius in bijvoorbeeld koeltorens kan legionella zich vermenigvuldigen. Wanneer doorstroming niet in het hele warmwatersysteem kan plaatsvinden, blijft het water stilstaan. Vooral op deze plekken (dode hoeken), in de slijmlaagjes aan de binnenkant van leidingen en in het bezinksel op de bodem van reservoirs, groeien legionellabacteriën aan. In met name kunststof leidingen en vaten kunnen slib, afzetting en biofilm voorkomen. Dit soort stoffen, maar ook materialen als rubber, leer en bepaalde kunststoffen zijn aanhechtingsplaatsen voor de legionellabacteriën.
Als met legionella besmet water wordt verneveld en de kleine waterdruppeltjes (aërosolen) worden ingeademd, kan de legionellabacterie legionellose veroorzaken. Legionellose is een acute infectie van de luchtwegen (Legionella Pneumophilia / veteranenziekte). Jaarlijks lopen naar schatting honderden, mogelijk duizenden mensen een infectie op. De meeste mensen worden hier niet ziek van. Voor zware rokers, ouderen en mensen die geneesmiddelen gebruiken die hun afweer verstoren (bijvoorbeeld mensen die een transplantatie hebben ondergaan), kan een infectie wel ernstige gevolgen hebben en zelfs tot de dood leiden. Van sommige soorten legionella kunnen ook gezonde mensen ernstig ziek worden.
In industriële omgevingen waar water wordt versproeid, verneveld of belucht, ontstaan aërosolen en bestaat de grootste kans op besmetting. Dat geldt vooral voor installaties waarin warm water (20 tot 55 graden Celsius) stilstaat of in een gesloten circuit wordt rondgepompt. Denk hierbij aan:
- luchtbevochtigers en condensors in airconditioningsystemen;
- hogedrukreinigers met interne of externe warmwatervoorraad;
- installaties waarmee verhit metaal met water wordt gekoeld;
- Brandslangen op de haspel gevuld met water;
- Douches die zelden worden gebruikt;
- Bevochtigingsinstallaties in bedrijfshallen.
Als uit de risico inventarisatie blijkt dat er mogelijk blootstelling aan legionella kan optreden, moeten er een aantal maatregelen genomen worden om blootstellingsrisico’s te voorkomen. Een en ander moet worden vastgelegd in een beheersplan, zie Modelbeheersplan legionella-preventie in leidingwater.
Arbobesluit Art. 4.84, 4.85, 4.86, 4.87, 4.87a, 4.87b, 4.88, 4.89, 4.90, 4.91, 4.92, 4.93, 4.102
De belangrijkste preventiemaatregelen bij gevaarlijke stoffen zijn:
- Goede voorlichting over de gevaren van deze middelen en instructie over een veilige en gezonde toepassing ervan;
- Werken met houtverduurzamingsmiddelen uitvoeren in een aparte ruimte, gescheiden van andere werkzaamheden;
- Toepassing van goede ventilatie en afzuiging;
- Dragen van goede beschermende kleding en chemicaliën bestendige veiligheidshandschoenen met lange kappen;
- In bepaalde situaties waar de blootstelling hoger kan zijn, dragen van adembescherming (meestal ABEK-filter (dampen en gassen) al dan niet in combinatie met P2 of P3 stoffilters);
- Goede hygiëne (niet eten, roken, drinken tijdens werkzaamheden; voor en na het werk en pauzes handen wassen).
Relevante wetgeving: Arbobesluit artikel 4.84 t/m 4.87.
Aanpak en oplossingen
In de Arbotoolkit (zie bovenaan de rode button) zijn diverse oplossingskaarten en oplossingsrichtingen terug te vinden om een geïnventariseerd probleem aan te pakken. Binnen de oplossingen worden maatregelen op verschillende niveaus (van bronmaatregelen tot persoonlijke beschermingsmiddelen) onderscheiden.
Als er gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen moet worden nagegaan of de risico’s voor werknemers beheerst worden. Als onderdeel van de RI&E moet ook de blootstelling aan gevaarlijke stoffen gemeten of beoordeeld worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de Stoffenmanager. Kwantitatieve beoordelingen met de Stoffenmanager worden door de Nederlandse Arbeidsinspectie geaccepteerd als methode voor het evalueren van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek.
Beleid
Op grond van de uitkomsten van de RI&E dient een beleid te worden gevoerd dat de risico’s voor werknemers tot een minimum beperkt. Onderdelen van dit beleid zijn:
- Voorlichting en onderricht;
- Registratie van gevaarlijke stoffen;
- Beoordeling van het risico op blootstelling
- Etikettering van verpakkingen;
- Maatregelen om de blootstelling te verminderen. Pas hierbij arbeidshygiënische strategie toe (in deze volgorde):
- Maak een lijst van de gevaarlijke stoffen in het bedrijf. Gebruik hiervoor eventueel het software programma Stoffenmanager.
- Ga na of alle stoffen nodig zijn, en voer overbodige stoffen af.
- Beoordeel de eigenschappen van de gevaarlijke stoffen
- Vervang gevaarlijke stoffen zo mogelijke door stoffen met minder gevaarlijke stoffen – bijvoorbeeld minder giftig of minder vluchtig
- Pas collectieve maatregelen toe – bijvoorbeeld afzuiging, afscherming, beperken verdamping, opslag
- Pas individuele maatregelen toe zoals adembescherming en handschoenen.
Zie voor meer informatie de pagina inventarisatie gevaarlijke stoffen
Gevaarsymbolen
Op verpakking van gevaarlijke stoffen staan gevaarsymbolen. Kijk hier voor de betekenis van de symbolen.
H- en P- zinnen
De H-zinnen verwijzen naar de gevaars eigenschappen van een stof/mengsel en de P-zinnen verwijzen naar veiligheidsmaatregelen die aanbevolen worden tijdens het werken met een stof/mengsel.
Hazard-zinnen, ofwel H-zinnen, zijn zinnen die iets zeggen over het gevaar van een stof. Als een product een gevaarlijke stof is, staan er GHS-symbolen en H-zinnen op het etiket van het product en op het veiligheidsinformatieblad. H-zinnen kunnen net als de GHS-symbolen ingedeeld worden in 3 klassen.
Alle H-zinnen die beginnen met 200: Fysische gevaren
Alle H-zinnen die beginnen met 300: Gevaren voor de gezondheid
Alle H-zinnen die beginnen met 400: Gevaren voor het milieu
Klik hier voor een overzicht van H- en P-zinnen.
Signaalwoorden
Bij de huidige indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen worden signaalwoorden gebruikt om de mate van gevaar te benadrukken. Er is sprake van twee signaalwoorden:
- Gevaar (voor stoffen/mengsels met de meest ernstige gevaren)
- Waarschuwing (voor stoffen/mengsels met minder ernstige gevaren)
Het is ook mogelijk dat er geen signaalwoord vereist is voor een gevaarlijke stof.
Werknemers die werkzaamheden verrichten met gevaarlijke stoffen dienen onder meer voorgelicht te worden over de etiketteringsvoorschriften.
Stoffen check app
De Nederlandse arbeidsinspectie stelt gratis een handige app ter beschikbaar om informatie over gevaarlijke stoffen te vinden. Je kunt de stoffencheck app hier downloaden.
Veiligheidsinformatiebladen:
Alle leveranciers van gevaarlijke stoffen zijn verplicht om een veiligheidsinformatieblad (VIB) bij een product te leveren. Je treft ook vaak de Engelse term aan: Material Safety Data Sheet MSDS.
In dit document kan een gebruiker lezen hoe veilig en gezond met het product gewerkt kan worden. In het kader van de Europese REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen)-verordening dienen VIB’s aan bepaalde eisen te voldoen.
Gebruikers van gevaarlijke stoffen dienen te beschikken over een VIB dat up to date is. Bij twijfel dient een nieuw VIB bij de leverancier aangevraagd te worden. Als vuistregel kan gehanteerd worden dat het zinvol is om 1 x per 3 jaar een nieuw VIB bij de leverancier op te vragen.
Omdat in blootstellingscenario’s wordt beschreven welke maatregelen nodig zijn om te zorgen dat veilig en gezond met de stof gewerkt kan worden zijn VIB’s een goed hulpmiddel bij het uitvoeren van de RI&E gevaarlijke stoffen in het kader van de Arbowetgeving.
Werkplek Instructie Kaarten – WIK
De VIB bladen zijn zeer gedetailleerd en bevatten termen en afkorten die vooral voor deskundigen zijn bedoeld. De VIB wordt door de leverancier opgesteld en houdt geen rekening met de werkpleksituatie en de wijze waarop het product wordt toegepast. In verband met de beoordeling van de blootstellingsrisico’s en de wettelijk verplichte instructie aan medewerkers is daarom de werkplek instructie kaarten WIK in het leven geroepen. Deze WIK kaarten worden door de werkgever opgesteld en bevatten concrete specifieke informatie over het product, de gevaren en de toepassing ervan in het bedrijf, inclusief persoonlijke beschermingsmiddelen, het opruimen van morsingen en eerste hulp.
De WIK kaarten dienen als basis voor de voorlichting en instructie en worden bij voorkeur in de directe nabijheid van de producten opgehangen.
Wat zegt de wet?
Zorgplicht
In alle gevallen waarin werknemers worden of kunne worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, moet de werkgever zorgen voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer. Arbobesluit artikel 4.1b
Risico inventarisatie gevaarlijke stoffen
De aard, mate en duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen moet beoordeeld zijn. Arbobesluit artikel 4.1b, lid 2a
De werkgever moet doeltreffende maatregelen nemen ter voorkoming of beperking van blootstelling. Arbobesluit art 4.1b lid 2b
De werkgever moet preventieve maatregelen treffen ter voorkoming van ongewilde gebeurtenissen. Arbobesluit art 4.1b lid 2c
Bij de pagina risico inventarisatie wordt nader ingegaan op de risico inventarisatie.
Werkpleketikettering
Op de verpakking van de gevaarlijke stof moet opvallend en goed leesbaar vermeld te worden:
- De officiële naam van de gevaarlijke stof en de relevante gevaarlijke bestanddelen; en
- De gevarenpictogrammen, signaalwoorden en gevaarsaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.
Arbobesluit art 4.1.d lid l
Verpakkingen
De verpakking van gevaarlijke stoffen moet voldoen aan de volgende voorschriften
de verpakking is zodanig ontworpen en uitgevoerd dat verlies van de inhoud wordt voorkomen, behalve als andere meer specifieke veiligheidsvoorzieningen zijn voorgeschreven;
het materiaal van de verpakking en sluiting mag niet door de inhoud kunnen worden beschadigd of daarmee een gevaarlijke verbinding kunnen vormen;
de verpakking en sluiting zijn in alle onderdelen zo stevig en sterk dat zij niet losraken en afdoende bestand zijn tegen elke normale behandeling; en
verpakking die voorzien is van een herbruikbare sluiting is zodanig ontworpen dat de verpakking herhaalde malen opnieuw kan worden gesloten zonder verlies van inhoud.
Zie verder het Arbobesluit art 4.1d lid 5 voor het vervoer en laden en lossen van gevaarlijke stoffen.
Opslag van gevaarlijke stoffen
Over het algemeen geldt dat op de werkplek slechts een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voorhanden mag zijn, die op één dag verwerkt wordt (dagvoorraad)
Voor de opslag van gevaarlijke stoffen zijn de Publicaties Gevaarlijke Stoffen PGS richtlijnen bepalend. Over het algemeen geldt dat op de werkplek slechts een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voorhanden mag zijn, die op één dag verwerkt wordt (dag werkvoorraad) Het is aan het bedrijf om aannemelijk te maken dat een werkvoorraad aantoonbaar noodzakelijk is. (zie de toelichting in PGS15 – M9)
De voorraad verpakte gevaarlijke stoffen moet worden opgeslagen volgens de richtlijnen van de PGS15
Aan de inrichting en omvang van de opslagruimtes wordt in PGS15 afhankelijk van de soort, aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen eisen gesteld.
De ondergrens voor de opslag van gevaarlijke stoffen die geclassificeerd zijn als CMR is recent opgehoogd naar 25 kg.
Spuitbussen en gaspatronen die betrokken raken bij een brand kunnen gaan rocketeren, ongeacht of de inhoud bestaat uit een inerte of (licht)ontvlambare stof. Dit kan bij brand leiden tot domino effecten.
Voor de opslag van gevaarlijke stoffen geldt een risico benadering. Meer hierover is te lezen in de Handreiking generieke risico benadering
Grenswaarden.
Van heel veel gevaarlijke stoffen is de maximale hoeveelheid waaraan een medewerker mag worden blootgesteld vastgelegd in een grenswaarde. Arbeidsomstandighedenbesluit Artikel 4.3 en 4.11 en 4.16
Dat is de limiet van de concentratie of van het tijd gewogen gemiddelde (TGG) van een gevaarlijke stof in de individuele ademhalingszone van een werknemer gedurende een gespecificeerde referentieperiode – doorgaans 8 uur.
De werkgever moet in alle gevallen waarin medewerkers worden of kunnen (bijvoorbeeld bij een morsing) blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zorgen voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid (o.a. brand en explosiegevaar) van de medewerker.
Bij overschrijding van een grenswaarde moet de werkgever direct doeltreffende maatregelen nemen om de concentratie terug te brengen tot onder de grenswaarde.
Zolang de maatregelen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden en het nemen van maatregelen redelijkerwijs niet gevergd kan worden, kan de arbeid alleen worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van de werknemers te voorkomen. Dit betreft tijdelijke maatregelen, vaak in de vorm van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Arbobesluit Art 4.3
Kankerverwekkende processen en stoffen -CMR stoffen
Processen waarbij Diesel Motoren Emissies DME vrijkomen zijn aangewezen als kankerverwekkende processen. Artikel 4.20c Arbeidsomstandighedenregeling.
Voor processen waarbij Carcinogene, Mutagene en Reprotoxische CMR stoffen vrij (kunnen) komen zijn nadere voorschriften van toepassing voor de risico inventarisatie. Arbobesluit Art 4.13
Indien er geen wettelijke grenswaarde voor een bepaalde kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof of stof die vrijkomt bij een kankerverwekkend proces is vastgesteld, stelt de werkgever een zo laag mogelijke grenswaarde voor die stof vast. Arbobesluit Art 4.16 lid 2
In de pagina over risico inventarisatie van gevaarlijke stoffen wordt nader ingegaan op het voorkomen of beperken van blootstelling aan CMR stoffen. Arbobesluit Art 4.18